vrijdag 17 juni 2016

Tafsier Soerah Qoeraysh (Soerah 106)

Welke werd geopenbaard in Mekka


﴿بِسْمِ اللَّهِ الرَّحْمَـنِ الرَّحِيمِ ﴾
(In de Naam van Allah, de Meest Barmhartige, de Meest Genadevolle.
﴿لإِيلَـفِ قُرَيْشٍ 
- إِيلَـفِهِمْ رِحْلَةَ الشِّتَآءِ وَالصَّيْفِ 
- فَلْيَعْبُدُواْ رَبَّ هَـذَا الْبَيْتِ 
- الَّذِى أَطْعَمَهُم مِّن جُوعٍ وَءَامَنَهُم مِّنْ خوْفٍ ﴾
(1. Voor de Ilaf van de Qoeraysh.) (2. Hun Ilaf karavanen, in de winter en in de zomer.) (3. Dus, laat hen de Heer van dit Huis aanbidden.) (4. Die hen tegen de honger heeft gevoed, en hen veilig heeft gemaakt tegen angst.)

Deze Soerah werd gescheiden van het voorgaande vers in de eerste Moes-haf (de oorspronkelijke versie)


Zij (de Metgezellen) schreven "In de Naam van Allah, de Meest Barmhartige, de Meest Genadevolle'' op de regel (d.w.z. de ruimte) tussen deze twee Soerahs. Dit deden zij hoewel deze Soerah een direct verband houdt met die daarvoor, zoals Mohammad ibn Ishaaq en `Abdoer-Rahmaan ibn Zayd ibn Aslam beide duidelijk maakten. Dit, omdat de betekenis van beide is: "We hebben voorkomen dat de olifant Mekka binnen zou gaan, en Wij hebben hun volk vernietigd om zo de Qoeraysh te verzamelen (Ilaf), wat wil zeggen om hen te verenigen en hun veilig samen te brengen in hun stad.'' Er wordt ook gezegd dat de betekenis hiervan (Ilaf) is hetgeen zij gedurende de winter vergaarden tijdens hun reis in de winter naar Jemen, en in de zomer naar Shaam, via handel en andere dingen. Dan keerden ze terug naar hun stad in veiligheid tijdens hun reis, door het respect dat de mensen voor hen hadden, omdat ze de bewoners waren van Allahs heiligdom. Zodoende eerde eenieder hen die hen kende. Zelfs degenen die naar hen toe kwamen en met hen meereisden waren veilig door hen. Dat was hun situatie tijdens hun reizen gedurende de winter en de zomer. Verwijzend naar hun wonen in de stad, dan is het zoals Allah zei:
﴿أَوَلَمْ يَرَوْاْ أَنَّا جَعَلْنَا حَرَماً ءامِناً وَيُتَخَطَّفُ النَّاسُ مِنْ حَوْلِهِمْ﴾
(Hebben zij niet gezien dat Wij het hebben gemaakt tot een veilig heiligdom, terwijl mensen van overal rond hen heen worden weggerukt) (29:67) Zodoende zei Allah :
﴿لإِيلَـفِ قُرَيْشٍ إِيلَـفِهِمْ﴾
(Voor de Ilaf van de Qoeraysh. Hun Ilaf) Dit is een onderwerp dat van de eerste zin is overgeheveld om het verder uit te leggen. Dus, zegt Allah:
﴿إِيلَـفِهِمْ رِحْلَةَ الشِّتَآءِ وَالصَّيْفِ ﴾
(Hun Ilaf karavanen, in de winter en de zomer.) Ibn Djarier zei: "De juiste mening is dat de letter Laam een voorvoegsel is dat verwondering uitdrukt. Het is alsof Hij (Allah) zegt: `Jullie zouden verbaasd moeten zijn over de vereniging (of beteugeling) van de Qoeraysh en Mijn gunst voor hen daarin.''' Hij ging verder te zeggen: "Dit komt door de eenstemmigheid van de moslims dat dit twee verschillende en onafhankelijke Soerahs zijn.'' Dan maant Allah hen aan om dankbaar te zijn voor deze geweldige gunst, wanneer Hij zegt:
﴿فَلْيَعْبُدُواْ رَبَّ هَـذَا الْبَيْتِ ﴾
(Dus, laat hen de Heer van dit Huis aanbidden.) d.w.z. laat hen alleen Hem aanbidden, want Hij heeft hen een veilig toevluchtsoord en een Heilig Huis gegeven. Dit is zoals Allah zei:
﴿إِنَّمَآ أُمِرْتُ أَنْ أَعْبُدَ رَبِّ هَذِهِ الْبَلْدَةِ الَّذِى حَرَّمَهَا وَلَهُ كُلُّ شَىءٍ وَأُمِرْتُ أَنْ أَكُونَ مِنَ الْمُسْلِمِينَ ﴾
(Mij is opgedragen alleen de Heer van deze stad te aanbidden, Die het heilig heeft gemaakt en aan Wie alles toebehoort. En mij is opgedragen bij de moslims te horen.) (27:91) Dan zegt Allah:
﴿الَّذِى أَطْعَمَهُم مِّن جُوعٍ﴾
(Die hen tegen de honger heeft gevoed,) betekent, Hij is de Heer van het Huis, en Hij is Degene Die hen tegen de honger voedt.
﴿وَءَامَنَهُم مِّنْ خوْفٍ﴾
(En hen veilig heeft gemaakt tegen angst.) betekent, Hij heeft hen bevoorrecht met veiligheid en vriendelijkheid, dus moeten ze alleen Hem aanbidden, zonder een enkele partner/mededinger. Ze moeten geen afgoden, mededinger of beeld aanbidden naast Hem. Daarom, wie dit bevel aanvaardt, Allah zal hem zowel in dit leven als in het Hiernamaals veiligheid schenken. Maar betreffende degene die Hem niet gehoorzaamt, Allah zal ze allebei van hem weghalen. Dit is omdat Allah zegt:
﴿وَضَرَبَ اللَّهُ مَثَلاً قَرْيَةً كَانَتْ ءَامِنَةً مُّطْمَئِنَّةً يَأْتِيهَا رِزْقُهَا رَغَدًا مِّن كُلِّ مَكَانٍ فَكَفَرَتْ بِأَنْعُمِ اللَّهِ فَأَذَاقَهَا اللَّهُ لِبَاسَ الْجُوعِ وَالْخَوْفِ بِمَا كَانُواْ يَصْنَعُونَ - وَلَقَدْ جَآءَهُمْ رَسُولٌ مِّنْهُمْ فَكَذَّبُوهُ فَأَخَذَهُمُ الْعَذَابُ وَهُمْ ظَـلِمُونَ ﴾
(En Allah brengt het voorbeeld naar voren van een stadje, waarin men veilig en tevreden was: het levensonderhoud kwam er in overvloed naar toe vanuit iedere plaats, maar men ontkende de gunsten van Allah Daarom liet Allah hen uiterste honger en dorst proeven, om datgene wat zij plachten te doen. En waarlijk, er was een Boodschapper naar hen gekomen van onder henzelf, maar zij verloochenden hem, daarom kwam de bestraffing tot hen terwijl ze kwaaddoeners waren.) (16:112-113) Dit is het einde van de tafsier van Soerah Qoeraysh, en alle lof en dank zijn te danken aan Allah.

maandag 13 juni 2016

Tafsier Soerah Al Ma'oen (Soerah 107)

Welke in Mekka is geopenbaard


﴿بِسْمِ اللَّهِ الرَّحْمَـنِ الرَّحِيمِ ﴾
In de Naam van Allah, de Meest Barmhartige, de Meest Genadevolle.
﴿أَرَءَيْتَ الَّذِى يُكَذِّبُ بِالدِّينِ - فَذَلِكَ الَّذِى يَدُعُّ الْيَتِيمَ وَلاَ يَحُضُّ عَلَى طَعَامِ الْمِسْكِينِ فَوَيْلٌ لِّلْمُصَلِّينَ الَّذِينَ هُمْ عَن صَلَـتِهِمْ سَاهُونَ الَّذِينَ هُمْ يُرَآءُونَ وَيَمْنَعُونَ الْمَاعُونَ ﴾
(1. Heb jij degene gezien die Ad-Dien ontkent?) (2. Dat is degene die de wees afstoot,) (3. En het voeden van Al Miskien niet aanspoort.) (4. Dus, wee de verrichters van Salah,) (5. Degenen die Sahoen zijn bij hun Salah.) (6. Degenen die slechts goede daden doen om te worden gezien,) (7. En Al Ma‘oen achterwege  laten.)

Allah zei: "O Mohammed! Heb jij degene gezien die Ad Dien ontkent?''

Hier betekent het woord Ad Dien het Hiernamaals, de Vergoeding en de Uiteindelijke Beloning.
﴿فَذَلِكَ الَّذِى يَدُعُّ الْيَتِيمَ ﴾
(Dat is degene die de wees afstoot, ) betekent, hij is degene die de wees onderdrukt en hem niet geeft wat hem toekomt. Hij voedt hem niet, noch is hij vriendelijk voor hem.
﴿وَلاَ يَحُضُّ عَلَى طَعَامِ الْمِسْكِينِ ﴾
(En het voeden van Al Miskien niet aanspoort.) Dit is zoals Allah zegt:
﴿كَلاَّ بَل لاَّ تُكْرِمُونَ الْيَتِيمَ - وَلاَ تَحَاضُّونَ عَلَى طَعَامِ الْمِسْكِينِ ﴾
(Nee! Maar jullie behandelen de wezen niet met vriendelijkheid en vrijgevigheid! En sporen elkaar niet aan tot het voeden van Al-Miskien!) (89:17-18) d.w.z. de arme persoon die niets heeft om zichzelf mee te onderhouden en zijn behoefte mee te vervullen. Dan zegt Allah:
﴿فَوَيْلٌ لِّلْمُصَلِّينَ - الَّذِينَ هُمْ عَن صَلَـتِهِمْ سَاهُونَ ﴾
(Dus, wee de verrichters van Salah, Degenen die Sahoen zijn bij hun Salah.) Ibn `Abbaas en anderen zeiden: "Dit betekent de hypocrieten die in het openbaar bidden, maar privé niet.'' Zodoende zei Allah:
﴿لِّلْمُصَلِّينَ﴾
(degenen die het gebed verrichten,) Zij zijn de mensen die bidden en blijven bidden, maar daar nonchalant in zijn. Dit zou kunnen verwijzen naar de daad van het gebed in zijn totaliteit, zoals Ibn `Abbaas zei, of het kan verwijzen naar het verrichten ervan op het vastgestelde tijdstip, zoals dit islamitisch is uitgevaardigd. Dit betekent dat die persoon helemaal buiten de vastgestelde tijd voor dat gebed bidt.

Dit werd gezegd door Masroeq en Aboe Ad-Doeha.


`Ata' ibn Dinar zei: "All lof is the danken aan Allah, de Ene, Die zei:
﴿عَن صَلَـتِهِمْ سَاهُونَ﴾
(Degenen die Sahoen zijn bij hun Salah.) en Hij zei niet: ‘degenen die afgeleid of afwezig zijn tijdens hun gebed’.''' Het zou ook kunnen betekenen het eerste tijdstip van het gebed, wat wil zeggen dat zij het altijd uitstellen tot het laatste moment, of dat ze dat meestal doen. Het kan ook verwijzen naar het volbrengen van de zuilen en voorwaarden ervan, en op de vereiste manier. Het zou ook kunnen betekenen het op een nederige manier verrichten en nadenken over de betekenis ervan. De verwoording van het vers omvatten al deze betekenissen. Als iemand een van deze kenmerken vertoont, dan slaat een deel van dit vers op hem. En als iemand al deze kenmerken vertoont, dan slaat de hele ayah op hem, en wordt de hypocrisie van zijn daden door hem waargemaakt. Dit is juist, want het wordt bevestigd in de Twee Sahiehs, dat de Boodschapper van Allah zei:
«تِلْكَ صَلَاةُ الْمُنَافِقِ، تِلْكَ صَلَاةُ الْمُنَافِقِ، تِلْكَ صَلَاةُ الْمُنَافِقِ، يَجْلِسُ يَرْقُبُ الشَّمْسَ، حَتَّى إِذَا كَانَتْ بَيْنَ قَرْنَي الشَّيْطَانِ قَامَ فَنَقَرَ أَرْبَعًا، لَا يَذْكُرُ اللهَ فِيهَا إِلَّا قَلِيلًا»
(Dat is het gebed van de hypocriet, dat is het gebed van de hypocriet, dat is het gebed van de hypocriet. Hij zit en kijkt naar de zon tot die tussen de twee hoorns van Sheytaan staat. Dan staat hij en doet vluchtig vier (rak‘ahs) en hij gedenkt Allah (daarin) slechts weinig. Deze hadieth beschrijft het laatste tijdstip voor het ‘Asr gebed, wat het middelste gebed is, zoals bevestigd door een tekst (hadieth). Het is afkeurenswaardig om op dat tijdstip te bidden. Dan gaat deze persoon opstaan om dat gebed te bidden, en doet het vlug, zoals wanneer een kraai aan het pikken is. Het bevat totaal geen kalmte of nederigheid. Zodoende zei de Profeet:
«لَا يَذْكُرُ اللهَ فِيهَا إِلَّا قَلِيلًا»
(Hij gedenkt Allah daarin slechts weinig.) Hij staat daar waarschijnlijk slechts zodat de mensen hem zien bidden, maar hij zoekt niet het Aangezicht van Allah. Het is net alsof hij helemaal niet heeft gebeden. Allah zei:
﴿إِنَّ الْمُنَـفِقِينَ يُخَـدِعُونَ اللَّهَ وَهُوَ خَادِعُهُمْ وَإِذَا قَامُواْ إِلَى الصَّلَوةِ قَامُواْ كُسَالَى يُرَآءُونَ النَّاسَ وَلاَ يَذْكُرُونَ اللَّهَ إِلاَّ قَلِيلاً ﴾
(Werkelijk, de hypocrieten proberen Allah te misleiden, maar het is Hij Die hen misleidt. En wanneer ze opstaan op een luie manier en om door te mensen te worden gezien, en zij gedenken Allah maar slechts weinig. ) (4:142) en Allah zegt hier:
﴿الَّذِينَ هُمْ يُرَآءُونَ ﴾
(Degenen die goede daden doen alleen om te worden gezien,) Imam Ahmad overleverde van `Amr ibn Moerrah dat die zei: "We zaten bij Aboe `Oebaydah toen de mensen spraken over opvallen. Een man met de naam Aboe Yazied zei: "Ik hoorde `Abdoellah ibn `Amr zeggen dat de Boodschapper van Allah zei:
«مَنْ سَمَّعَ النَّاسَ بِعَمَلِهِ، سَمَّعَ اللهُ بِهِ سَامِعَ خَلْقِهِ، وَحَقَّرَهُ وَصَغَّرَه»
(Eenieder die wil dat andere mensen over zijn daad (daden) horen, Allah, de Ene Die Zijn schepping hoort, zal het horen, en hem veracht en verlaagd maken.)'' betreffende Zijn woorden:
﴿الَّذِينَ هُمْ يُرَآءُونَ ﴾
(Degenen die goede daden doen alleen om te worden gezien,) als iemand een daad enkel en alleen voor Allah doet, maar de mensen erachter komen, en hij is daar blij om, dan wordt dat niet beschouwd als op willen vallen. Allah zei:
﴿وَيَمْنَعُونَ الْمَاعُونَ ﴾
(En Al-Ma`oen achterwege laten.) Dit betekent dat zij hun Heer niet goed aanbidden, noch behandelen zij Zijn schepping goed. Ze lenen zelfs niet iets uit waar een ander profijt van zou kunnen hebben, en door zouden kunnen worden geholpen, zelf wanneer het object intact zal blijven en aan hen terug zal worden gegeven. Deze mensen zijn zelf nog gieriger wanneer het gaat om het geven van Zakaat en verschillende soorten van liefdadigheid die iemand dichter bij Allah brengen. Al-Mas`oedi leverde over van Salamah ibn Koehayl die het had van Aboe Al-`Oebaydien dat hij Ibn Mas`oed vroeg over Al-Ma`oen en hij zei: "Het is wat de mensen aan elkaar geven zoals een bijl, een pot, een emmer en dergelijke voorwerpen.'' Dit is het einde van de tafsier van Soerah Al-Ma`oen, en alle lof en dank zijn te danken aan Allah.

zaterdag 11 juni 2016

Tafsier Soerah Al Kauthar (Soerah 108)

Dit werd geopenbaard in Medina, en er wordt ook gezegd in Mekka


﴿بِسْمِ اللَّهِ الرَّحْمَـنِ الرَّحِيمِ ﴾
In de Naam van Allah, de Meest Barmhartige, de Meest Genadevolle.
﴿إِنَّآ أَعْطَيْنَـكَ الْكَوْثَرَ - فَصَلِّ لِرَبِّكَ وَانْحَرْ - إِنَّ شَانِئَكَ هُوَ الاٌّبْتَرُ ﴾
(1. Werkelijk, Wij hebben jou Al-Kauthar gegeven.) (2. Keer je dus in gebed tot jouw Heer en breng offers.) (3. Wat degene betreft die jou haat, hij zal worden afgesneden.) Moeslim, Aboe Dawoed and An-Nasaa'i, leverden allen over van Anas dat hij zei: "Toen we met de Boodschapper van Allah waren in de moskee, sluimerde hij in. Toen richtte hij zijn hoofd glimlachend op. Wij zeiden: `O Boodschapper van Allah! Waarom moet u lachen? ' Hij zei:
«لَقَدْ أُنْزِلَتْ عَلَيَّ آنِفًا سُورَة»
(Werkelijk, er werd net een Soerah aan me geopenbaard.) Vervolgens reciteerde hij:
﴿إِنَّآ أَعْطَيْنَـكَ الْكَوْثَرَ - فَصَلِّ لِرَبِّكَ وَانْحَرْ - إِنَّ شَانِئَكَ هُوَ الاٌّبْتَرُ ﴾
(Werkelijk, Wij hebben jou Al-Kauthar gegeven. Keer je dus in gebed tot jouw Heer en breng offers. Wa betreft  degene die jou haat, hij zal worden afgesneden. ) Daarna zei hij:
«أَتَدْرُونَ مَا الْكَوْثَرُ؟»
(Weten jullie wat Al-Kauthar is?) Wij zeiden: `Allah en Zijn Boodschapper weten het het best.' Hij zei:
«فَإِنَّهُ نَهَرٌ وَعَدَنِيهِ رَبِّي عَزَّ وَجَلَّ،عَلَيْهِ خَيْرٌ كَثِيرٌ، هُوَ حَوْضٌ تَرِدُ عَلَيْهِ أُمَّتِي يَوْمَ الْقِيَامَةِ، آنِيَتُهُ عَدَدُ النُّجُومِ فِي السَّمَاءِ، فَيُخْتَلَجُ الْعَبْدُ مِنْهُمْ فَأَقُولُ: رَبِّ إِنَّهُ مِنْ أُمَّتِي، فَيَقُولُ: إِنَّكَ لَا تَدْرِي مَا أَحْدَثَ بَعْدَك»
(Werkelijk, het is een rivier die mijn Heer, de Machtige en Majesteitelijke mij heeft beloofd, en met de overvloedige goedheid ervan. Het is een vijver waar mijn Oemmah naartoe zal worden gebracht op de Dag des Oordeels. De vaten/bekers ervan zullen zo talrijk zijn als de sterren in de hemel. Dan zal een dienaar van Allah van onder hen ervan worden weerhouden, en ik zal zeggen: "O Heer! Waarlijk, hij is van mijn Oemmah (volgelingen).''Dan zal Hij (Allah) zeggen: "Werkelijk, je weet niet wat hij na jou heeft ingevoerd (aan nieuwigheden).)''Dit zijn de bewoordingen van Moeslim. Ahmad leverde deze hadieth over van Mohammed ibn Foedayl, die het overleverde van Al-Moekhtar ibn Folful, die het had van Anas ibn Maalik. Imam Ahmad leverde ook over van Anas dat de Boodschapper van Allah zei:
«دَخَلْتُ الْجَنَّةَ فَإِذَا أَنَا بِنَهْرٍ حَافَتَاهُ خِيَامُ اللُّؤْلُؤِ، فَضَرَبْتُ بِيَدِي إِلَى مَا يَجْرِي فِيهِ الْمَاءُ، فَإِذَا مِسْكٌ أَذْفَرُ، قُلْتُ: مَاهَذَا يَا جِبْرِيلُ؟ قَالَ: هَذَا الْكَوْثَرُ الَّذِي أَعْطَاكَهُ اللهُ عَزَّ وَجَل»
(Ik kwam het Paradijs binnen en kwam bij een rivier waar op de oevers ervan tenten waren, gemaakt van parels. Ik stak mijn hand in het stromende water ervan, en ontdekte dat het heel erg naar muskus ruikte. Dus vroeg ik: "O Djibriel! Wat is dit?'' Hij antwoordde: "Dit is Al-Kauthar die Allah, de Machtige en Majesteitelijke jou heeft gegeven.'') Al-Boekhari legde dit vast in zijn Sahieh, zo ook Moeslim, op gezag van Anas ibn Maalik. In hun versie zei Anas: "Toen de Profeet mee werd genomen naar boven in de hemel, zei hij:
«أَتَيْتُ عَلَى نَهْرٍ حَافَتَاهُ قِبَابُ اللُّؤْلُؤِ الْمُجَوَّفِ فَقُلْتُ: مَا هَذَا يَا جِبْرِيلُ؟ قَالَ: هَذَا الْكَوْثَر»
(Ik kwam bij een rivier waarvan de oevers koepels hadden van holle parels. Ik zei: "O Djibriel! Wat is dit?'' Hij antwoordde: "Dit is Al-Kauthar.'')'' Dit is de bewoording van Al-Boekhari. Ahmad leverde over van Anas dat een man zei: "O Boodschapper van Allah! Wat is Al-Kauthar ?'' Hij antwoordde :
«هُوَ نَهْرٌ فِي الْجَنَّةِ أَعْطَانِيهِ رَبِّي، لَهُوَ أَشَدُّ بَيَاضًا مِنَ اللَّبَنِ، وَأَحْلَى مِنَ الْعَسَلِ، فِيهِ طُيُورٌ أَعْنَاقُهَا كَأَعْنَاقِ الْجُزُر»
(Het is een rivier in het Paradijs die mijn Heer mij heeft gegeven. Het is witter dan melk en zoeter dan honing. Er zijn vogels in wiens halzen zo lang zijn als wortels.) `Oemar zei: "O Boodschapper van Allah! Waarlijk, die (de vogels) zullen wel mooi zijn.'' De Profeet  antwoordde:
«آكِلُهَا أَنْعَمُ مِنْهَا يَا عُمَر»
(Degene die van hen eet (de bewoners van het Paradijs) zullen mooier zijn dan hen O `Oemar.) Al-Boekhari leverde over van Sa`ied ibn Djoebayr dat Ibn `Abbaas over Al-Kauthar zei: "Het is het goede dat Allah aan hem heeft gegeven (aan de Profeet).'' Aboe Bisjr zei: "Ik zei tegen Sa`ied ibn Djoebayr: `Werkelijk, de mensen beweren dat het een rivier in het Paradijs is.''' Sa`ied antoordde: `De rivier die in het Paradijs is, is een deel van het goede dat Allah hem heeft gegeven.''' Al-Boekhari leverde ook over van Sa`ied ibn Djoebayr dat Ibn `Abbaas zei: "Al-Kauthar is overvloedige goedheid.’ Deze uitleg omwat de rivier en ook andere dingen. Omdat het woord Al-Kauthar komt van het woord Kathrah (overvloed) en het (Al-Kauthar) taalkundig betekent: een overvloed aan goedheid. Dus onder deze goedheid is de rivier (in het Paradijs). Imam Ahmad leverde over van Ibn `Oemar dat de Boodschapper van Allah zei:
«الْكَوْثَرُ نَهْرٌ فِي الْجَنَّةِ حَافَتَاهُ مِنْ ذَهَبٍ، وَالْمَاءُ يَجْرِي عَلَى اللُّؤْلُؤِ، وَمَاؤُهُ أَشَدُّ بَيَاضًا مِنَ اللَّبَنِ، وَأَحْلَى مِنَ الْعَسَل»
(Al-Kauthar is een rivier in het Paradijs waarvan de oevers van goud zijn, en het stroomt over parels. Het water ervan is witter dan melk en zoeter dan honing.) Deze hadieth werd zodanig overgeleverd door At-Tirmidhi, Ibn Maadjah, Ibn Abi Hatim en Ibn Djarier. At-Tirmidhi zei: "Hasan Sahieh.'' Dan zei Allah:
﴿فَصَلِّ لِرَبِّكَ وَانْحَرْ ﴾
(Keer je dus tot jouw Heer in gebed en geef offers.) d.w.z. `net zoals Wij jou de overvloedige goedheid hebben gegeven in dit leven, en het Hiernamaals – en daaronder is de rivier die even eerder is omschreven – verricht dan jouw verplichte en vrijwillige gebeden, en jouw offers (van dieren) enkel en oprecht voor jouw Heer. Aanbid Hem alleen, en ken geen enkele partner aan Hem toe. En offer waarbij alleen Zijn Naam wordt uitgesproken, zonder een enkele partner aan Hem toe te kennen.' Dit is zoals Allah zegt:
﴿قُلْ إِنَّ صَلاَتِى وَنُسُكِى وَمَحْيَاىَ وَمَمَاتِى للَّهِ رَبِّ الْعَـلَمِينَ - لاَ شَرِيكَ لَهُ وَبِذَلِكَ أُمِرْتُ وَأَنَاْ أَوَّلُ الْمُسْلِمِينَ ﴾
(Zeg: "Werkelijk, mijn gebed, mijn offers, mijn leven, en mijn sterven zijn voor Allah, de Heer van alles dat bestaat. Hij heeft geen partner. En dit is me opgedragen, en ik ben de eerste van de moslims.'') (6:162-163) Ibn `Abbaas, `Ata,' Moedjaahid, `Ikrimah en Al-Hasan zeiden allemaal: "Dit betekent dat hiermee het slachtdier moet worden geofferd.'' Qatadah, Mohammed ibn Ka`b Al-Qoerazi, Adh-Dhahak, Ar-Rabi`, `Ata' Al-Khoerasani, Al-Hakam, Isma`iel ibn Abi Khalid en anderen van de salaf hebben allen hetzelfde gezegd. Dit is de tegengestelde manier van die van de afgodenaanbidders, die voor anderen dan Allah neerknielen, en offeren in naam van anderen dan Allah. Allah zei:
﴿وَلاَ تَأْكُلُواْ مِمَّا لَمْ يُذْكَرِ اسْمُ اللَّهِ عَلَيْهِ وَإِنَّهُ لَفِسْقٌ﴾
(En eet niet van dat waar Allahs Naam niet over is uitgesproken, werkelijk, dat is Fisq.) (6:121)

De vijand van Allah is afgesneden


Allah zegt :
﴿إِنَّ شَانِئَكَ هُوَ الاٌّبْتَرُ ﴾
(Wat degene betreft die jou haat, hij zal worden afgesneden.) d.w.z. `werkelijk, hij die jou haat, O Mohammed, en haat waar jij mee aan waarheid bent gekomen, en duidelijk bewijs en een duidelijk licht, hij is de meest afgesneden, laagste persoon die men niet zal gedenken. Ibn `Abbaas, Moedjaahid, Sa`id ibn Djoebayr en Qatadah zeiden allen: "Deze ayah werd geopenbaard i.v.m. Al-`As ibn Wa'il. Wanneer men over de Boodschapper van Allah sprak (in zijn aanwezigheid) dan zei hij: `Laat hem maar, want hij is zeker een man die is afgesneden zonder nakomelingen. Dus wanneer hij sterft zullen ze hem niet gedenken.' Daarom openbaarde Allah deze Soerah.'' Shamir ibn `Atiyah zei: "Deze Soerah werd geopenbaard betreffende `Oeqbah ibn Abi Moe`ayt.'' Ibn `Abbaas en `Ikrimah hebben beide gezegd: "Deze Soerah werd geopenbaard m.b.t. Ka`b ibn Al-Ashraf en een groep ongelovigen van de Qoeraysj.'' Al-Bazzar vermeldde dat  Ibn `Abbaas zei: "Ka`b ibn Al-Ashraf kwam naar Mekka en de Qoeraysj zeiden tegen hem: `Jij bent hun leider (van het volk). Wat denk je van deze waardeloze man die van zijn mensen is afgesneden. Hij beweert dat hij beter is dan ons terwijl wij de mensen zijn van de plaats van de bedevaart, de mensen van het beheer (van de Ka`ba), en de mensen die water verstrekken aan de bedevaartgangers.' Hij antwoordde: `Jullie zijn allen beter dan hem.' Zodoende openbaarde Allah:
﴿إِنَّ شَانِئَكَ هُوَ الاٌّبْتَرُ ﴾
(Wat degene betreft die jou haat, hij zal worden afgesneden.)'' Dit is hoe Al-Bazzar dit voorval vastlegde, en de keten van overleveraars is authentiek. Er is overgeleverd dat `Ata' zei: "Deze Soerah werd geopenbaard over Aboe Lahab toen de zoon van de Boodschapper van Allah overleed.  Aboe Lahab ging naar de afgodenaanbidders en zei: `Mohammed werd vannacht afgesneden (m.a.w. hij heeft geen nakomelingen) .' Daarom openbaarde Allah:
﴿إِنَّ شَانِئَكَ هُوَ الاٌّبْتَرُ ﴾
(Wat degene betreft die jou haat, hij zal worden afgesneden.)'' As-Soeddi zei: "Wanneer de zonen van een man stierven, plachten de mensen te zeggen: `Hij is afgesneden.' Zodoende zeiden ze toen de zoons van de Boodschapper van Allah waren gestorven: `Mohammed is afgesneden.' Zodoende openbaarde Allah:
﴿إِنَّ شَانِئَكَ هُوَ الاٌّبْتَرُ ﴾
(Wat betreft degene die jou haat, hij zal worden afgesneden.)'' Dus dachten zij in hun onwetendheid, dat als zijn zoons stierven, men hem niet meer zou gedenken. Allah verbiede het! Integendeel, Allah hield zijn gedenken in stand, voor de hele wereld, en Hij verplichtte alle dienaren om zijn wetten te volgen. Dit zal altijd door blijven gaan tot aan de Dag der Opstanding en het Hiernamaals. Moge de zegeningen van Allah en Zijn vrede met hem zijn tot aan de Dag der Opstanding. Dit is het einde van de tafsier van Soerah Al-Kauthar, en alle lof en zegeningen zijn te danken aan Allah.

vrijdag 10 juni 2016

Tafsier Soerah Al Kafiroen (109)

Recitatie van deze Soerahs in de vrijwillige gebeden

In Sahieh Moeslim wordt bevestigd via Djabir dat de Boodchapper van Allah deze Soerah (Al Kafiroen) reciteerde en:
﴿قُلْ هُوَ اللَّهُ أَحَدٌ ﴾
(Zeg : "Hij is Allah, Eén.'') (112:1) bij de twee Rak`ahs van deTawaaf (rondgang om de Ka‘ba). Ook wordt vermeld in Sahieh Moeslim in een hadieth van Aboe Hoerayrah dat de Boodschapper van Allah deze twee Soerahs reciteerde bij de twee Rak‘ahs (vrijwillig gebed) van het ochtendgebed. Imam Ahmad legde vast van Ibn Oemar dat de Boodschapper van Allah bij de twee Rak`ahs voor het ochtendgebed, en bij de twee Rak`ahs na zonsondergang bad bij ongeveer tien tot twintig verschillende gelegenheden, met
﴿قُلْ يأَيُّهَا الْكَـفِرُونَ ﴾
(Zeg: "O Al-Kafiroen!'') en
﴿قُلْ هُوَ اللَّهُ أَحَدٌ ﴾
(Zeg: " Hij is Allah, Eén.'') (112:1) Ahmad vermeldde ook dat Ibn `Oemar zei: "Ik zag de Profeet 24 of 25 keer bij de twee Rak‘ahs voor het ochtendgebed, en de twee Rak‘ahs na zonsondergang bidden met het reciteren van:
﴿قُلْ يأَيُّهَا الْكَـفِرُونَ ﴾
(Zeg: "O Al-Kafiroen!'') en
﴿قُلْ هُوَ اللَّهُ أَحَدٌ ﴾
(Zeg: " Hij is Allah, Eén.'') (112:1) Ahmad vermeldde dat Ibn ‘Oemar zei: “Ik sloeg de Profeet een maand lang gade, en hij reciteerde bij de twee Rak‘ahs voor het ochtendgebed:,
﴿قُلْ يأَيُّهَا الْكَـفِرُونَ ﴾
(Zeg: "O Al-Kafiroen!'') en
﴿قُلْ هُوَ اللَّهُ أَحَدٌ ﴾
(Zeg: " Hij is Allah, Eén.'') (112:1) Dit werd ook vermeld door At Tirmidhi, Ibn Maadjah en An Nasaa’i. At Tirmidhi zei: “Hasan”. Ook hebben we eerder al gezegd in een hadieth dat dit (Soerah Al Kafiroen) gelijkstaat aan een vierde van de Qoer-aan, en Az-Zalzalah staat gelijk aan een vierde van de Qoer-aan.
﴿بِسْمِ اللَّهِ الرَّحْمَـنِ الرَّحِيمِ﴾
In de Naam van Allah, de Meest Barmhartige, de Meest Genadevolle.
﴿قُلْ يأَيُّهَا الْكَـفِرُونَ- لاَ أَعْبُدُ مَا تَعْبُدُونَ- وَلاَ أَنتُمْ عَـبِدُونَ مَآ أَعْبُدُ- وَلا أَنَآ عَابِدٌ مَّا عَبَدتُّمْ- وَلاَ أَنتُمْ عَـبِدُونَ مَآ أَعْبُدُ- لَكُمْ دِينُكُمْ وَلِىَ دِينِ-﴾
(1. Zeg: "O ongelovigen!'') (2. "Ik aanbid niet wat jullie aanbidden.'') (3. "Noch zullen jullie aanbidden wat ik aanbid.'') (4. "En ik zal niet aanbidden wat jullie aanbidden.'') (5. "Noch zullen jullie aanbidden wat ik aanbid.'') (6. "Aan jullie jullie religie, en aan mij mijn religie.'')
De verklaring van onschuld aan Shirk

Deze Soerah is de Soerah van afwijzing van de daden van de afgodendienaars. Het gebiedt een volledige afwijzing ervan. Allahs woorden:
﴿قُلْ يأَيُّهَا الْكَـفِرُونَ ﴾
(Zeg: "O ongelovigen!'') omvat elke ongelovige op het aardoppervlak. Deze verklaring is echter rechtstreeks gericht aan de ongelovigen van de Qoeraysj. Er wordt gezegd dat ze in hun onwetendheid de Boodchapper voorstelden om hun afgoden een jaar lang te aanbidden, en dan zouden ze op hun beurt zijn God een jaar lang aanbidden. Zodoende openbaarde Allah deze Soerah en daarin droeg Hij Zijn Boodschapper op volledig hun religie te verwerpen.
Hij beval Zijn Boodschapper hun religie volledig te verwerpen


Allah zei :
﴿لاَ أَعْبُدُ مَا تَعْبُدُونَ ﴾
(Ik aanbid niet wat jullie aanbidden.) d.w.z. beelden en afgoden.
﴿وَلاَ أَنتُمْ عَـبِدُونَ مَآ أَعْبُدُ ﴾
(Noch zullen jullie aanbidden Wie ik aanbid.) en het is Allah, de Enige, Die geen partner heeft. Dus het woorde Ma (hetgeen) betekent hier  Man (wie). Dan zegt Allah:
﴿وَلاَ أَنَآ عَابِدٌ مَّا عَبَدتُّمْ وَلاَ أَنتُمْ عَـبِدُونَ مَآ أَعْبُدُ ﴾
(En ik zal niet aanbidden wat jullie aanbidden. Noch zullen jullie aanbidden Wie ik aanbid.) d.w.z. ik aanbid niet volgens jullie aanbidding, met andere woorden, ik volg het niet en doe er niet aan mee. Ik aanbid slechts Allah op de manier die Hij belief en waar hij tevreden over is.' Zodoende zegt Allah:
﴿وَلاَ أَنتُمْ عَـبِدُونَ مَآ أَعْبُدُ ﴾
(Noch zullen jullie aanbidden Wie ik aanbid.) d.w.z.: `Jullie volgen niet de bevelen op van Allah en Zijn wetgeving m.b.t. de aanbidding van Hem. Jullie hebben juist zelf iets bedacht, wat in jullie eigen ziel opkwam.' Dit is zoals Allah zei:
﴿إِن يَتَّبِعُونَ إِلاَّ الظَّنَّ وَمَا تَهْوَى الاٌّنفُسُ وَلَقَدْ جَآءَهُم مِّن رَّبِّهِمُ الْهُدَى﴾
(Ze volgen slechts een gissing en datgene wat zij zelf begeren, terwijl er zeker de leiding van hun Heer tot hen is gekomen!) (53:23) Zodoende is het de verwerping van alles waarmee ze zich bezig houden. Want zeker, een aanbidder moet een god hebben die hij aanbidt, en moet daden van aanbidding verrichten om tot hem te komen. Daarom aanbidden de Boodschapper en zijn volgelingen Allah a.d.h.v. wat Hij heeft voorgeschreven. Daarom is de verklaring van Islam: "Er is geen God waardig te worden aanbeden behalve Allah, en Mohammed is de Boodschapper van Allah.'' Dit betekent dat er geen (werkelijk) onderwerp van aanbidding is behalve Allah, en er is geen pad dat naar Hem leidt (m.a.w. de manier om Hem te aanbidden) anders dan die waar de Boodschapper mee kwam. De afgodenaanbidders aanbidden iets anders dan Allah, met daden van aanbidding die Allah niet heeft toegestaan. Daarom zei de Boodschapper tegen hen:
﴿لَكُمْ دِينُكُمْ وَلِىَ دِينِ ﴾
(Voor jullie jullie religie, en voor mij mijn religie.) Dit is gelijk aan Allahs woorden:
﴿وَإِن كَذَّبُوكَ فَقُل لِّى عَمَلِى وَلَكُمْ عَمَلُكُمْ أَنتُمْ بَرِيئُونَ مِمَّآ أَعْمَلُ وَأَنَاْ بَرِىءٌ مِّمَّا تَعْمَلُونَ ﴾
(En als zij jou verloochenen, zeg: "Voor mij zijn mijn daden, en voor jullie zijn jullie daden! Jullie zijn onschuldig aan wat ik doe, en ik ben onschuldig aan wat jullie doen!'') (10:41) en Hij zei:
﴿لَنَآ أَعْمَـلُنَا وَلَكُمْ أَعْمَـلُكُمْ﴾
(Voor ons zijn onze daden, en voor jullie zijn jullie daden.) (28:55) Al-Boekhari zei: "Men zei:
﴿لَكُمْ دِينَكُمْ﴾
(Voor jullie is jullie religie.) d.w.z. ongeloof.
﴿وَلِىَ دِينِ﴾
(en voor mij is mijn religie.) d.w.z. de Islam. Dit is het einde van de tafsier van Soerah Al Kafiroen.